Symposia/Congressen

Middagsymposium 'Ze zeggen dat ik gek ben!'

Datum: dinsdag 3 november 2009
Tijd: 13.00 - 17.00 uur
Locatie: Brabanthallen - ’s Hertogenbosch
Voor wie: Leerkrachten uit het basis- en voortgezet onderwijs, schoolleiders en intern coaches/begeleiders.

Impressie symposium 'Ze zeggen dat ik gek ben!'

Een pittig middagsymposium!


Middagsymposium 'Ze zeggen dat ik gek ben!'

Ruim 300 deelnemers beleefden dinsdagmiddag 3 november in de Brabanthallen een aantal pittige uurtjes. Het thema psychopathologie in school werd uitgewerkt door wetenschappers professor Theo Doreleijers en professor Herman van Engeland en ook door contextueel psychotherapeut Wim van Mulligen.

Middagsymposium 'Ze zeggen dat ik gek ben!'

Aan het begin formuleerde dagvoorzitter Annemarie van Agt het bijzondere karakter van dit symposium op de volgende manier:

Nog niet eerder is het thema ‘Psychopathologie’ in relatie tot onderwijs zo expliciet in beeld geweest. Leerlingbegeleiding in Nederland ontwikkelt zich echter zo snel dat we nu toe zijn aan dit lastige thema. We kunnen er eigenlijk ook niet omheen. In iedere klas binnen het voortgezet onderwijs zitten leerlingen met klachten van psychopathologische aard. Soms zichtbaar in gedrag, vaker onzichtbaar achter een muur van onbegrip. Niet omdat mentoren en begeleiders deze groep leerlingen bewust negeren of zelfs ontkennen. Het is eerder een gebrek aan kennis en een vorm van handelingsverlegenheid die mentoren en begeleiders passief maken. Deze middag wil een bijdrage leveren aan het vergroten van de deskundigheid op het terrein van psychopathologie binnen school. Niet met als doel deze leerlingen in school te gaan behandelen maar wel om tijdige signalering en een passende verwijzing te stimuleren. Opdat ook deze leerlingen meer zichtbaar worden.

Middagsymposium 'Ze zeggen dat ik gek ben!'

Professor dr. Theo Doreleijers startte zijn verhaal met het geven van een definitie omtrent stoornissen, dus de pathologie. Hij noemt een stoornis:
‘Een toestand waarbij het vermogen om om te gaan met allerlei ervaringen, situaties en emoties is ontregeld waardoor gedrags- en emotionele problemen ontstaan in een zo ernstige mate dat iemand er niet meer door kan functioneren en eronder lijdt of anderen eronder doet lijden’.
Hij benadrukt dat het ontstaan van een stoornis start met het genetisch materiaal, de aanleg. Gevolgd door invloeden van het gezin, school, media en de maatschappij. Opvallend was dat hij keihard wetenschappelijk onderzoek presenteerde, waarbij duidelijk werd dat de aanwezigheid van een bepaald gen, in combinatie met vormen van vroege kindermishandeling, leidt tot gewelddadigheid op latere leeftijd. Doreleijers waarschuwde ook voor het onderschatte effect van het gebruik van toxische invloeden tijdens de zwangerschapsperiode. Niet alleen alcohol of nicotine hebben een nadelige invloed maar zeker ook oplosmiddelen die gebruikt worden bij schoonmaak.Ook de angst van een moeder op het succesvol verlopen van de zwangerschap geeft een negatieve invloed op mogelijke latere angststoornissen van het nog niet geboren kind. Doreleijers noemt ook algemene signaalfuncties van leerlingen in school. Als belangrijkste symptomen noemt hij: angst, somberheid, agressie, contactproblemen, moeheid en druk gedrag. Zijn kernboodschap voor school is: Spreek het kind aan op zijn gedrag, werk met standaard instrumenten, vertrouw op uw gezond verstand in combinatie met het intercollegiaal contact en het betrekken van ouders bij de begeleiding.

Hier vindt u de dia’s, zoals professor Theo Doreleijers deze gebruikte tijdens zijn verhaal: Diapresentatie (PDF)

Middagsymposium 'Ze zeggen dat ik gek ben!'

Na professor Theo Doreleijers was er ruimte voor een tweede professor: dr. Herman van Engeland. Hij startte zijn verhaal met twee indrukwekkende videobeelden van kinderen die voor behandeling in zijn kliniek waren opgenomen. Per jaar krijgt zijn kliniek (UMC) ongeveer 1300 nieuwe aanmeldingen. Hij benadrukt dat een DSM diagnose niet voldoende is. Naast gezinstaxatie is somatisch onderzoek en een didactisch onderzoek noodzakelijk. Doel van de behandeling is, naast het instellen op de juiste medicatie (indien nodig) ook het zoeken naar mogelijkheden waarbij jongeren toekomstperspectief kunnen ontwikkelen. Dus niet blijven hangen op wat niet kan, maar blijvend zoeken naar het exploiteren van mogelijkheden. Tussen de behandelaars en de school van herkomst is blijvend contact noodzakelijk, zeker voor wat betreft de reïntegratie na het ontslag uit de kliniek.


Hier vindt u de dia’s, zoals professor Herman van Engeland deze gebruikte tijdens zijn verhaal: Diapresentatie (PDF)

Middagsymposium 'Ze zeggen dat ik gek ben!'

Als afsluiting van het symposium sprak drs. Wim van Mulligen, klinisch psycholoog en contextueel psychotherapeut. Hij benadrukte onder meer dat het gevaar van DSM is dat we leerlingen gaan opdelen in vakjes. We zien daarmee het hele kind niet meer en dat doet een kind ernstig tekort. Vanuit de contextuele benadering wijst hij op het belang dat een kind, ook in zijn stoornis, aan ouders en leerkracht kan blijven geven.

In relaties tussen mensen is wat ze geven en van een ander ontvangen van groot belang. Tussen beide handelingen moet een balans bestaan, anders raakt een mens ook uit balans. Als je te vaak teleurgesteld wordt, stop je op den duur met geven. Een mens is in relaties altijd gericht op de balans van geven en ontvangen. Ieder kind is vanuit zijn wezen gericht op geven en ontvangen in relaties, met name de relaties die voor het kind waardevol zijn. Het kind blijft altijd geven aan mensen aan wie het loyaal wil zijn. Het is van nature bereid om genereus te geven en gaat daar heel ver in. Kinderen zijn zelfs bereid om in belangrijke relaties de eigen ontwikkeling te stagneren, dus ook de ontwikkeling van het leerproces.

Wanneer er sprake is van een structurele exploitatie van het geven van het kind, ontstaat bij het kind als het ware chronisch recht op genoegdoening. Het kind heeft niet alleen het recht om gezien te worden, het gaat het claimen. Dat geeft echter nooit de voldoening die het kind beoogt. Het kind verdient erkenning voor wat het investeert. Het is van belang dat je de prijs ziet die het daarvoor betaalt. Als die erkenning en genoegdoening niet gegeven worden, wordt het recht op genoegdoening zo groot, dat destructief gedrag ontstaat, soms zich manifesterend als een stoornis. Het kind haalt op een destructieve manier alsnog zijn ‘recht’. Dat gebeurt zelden rechtstreeks. Meestal krijgen onschuldige anderen de rekening gepresenteerd om genoegdoening te krijgen voor het onrecht. Dat heeft te maken met de loyaliteit naar de ouders. We spreken hier van destructief recht. Wanneer de investeringen van het kind gezien en erkend worden, spreken we van de opbouw van constructief recht. Op grond daarvan kan dan constructief gehandeld worden. Probleemgedrag is vaak het destructieve gedrag tengevolge van destructief recht. Destructief recht is dus iets anders dan destructief gedrag. Het is geen bewust proces, het is een weergave van relationeel-ethische aspecten, een niet rechtstreekse manier om aandacht te vragen voor dieperliggend onrecht.

Destructief gedrag kent drie gebieden:
1 anoniem: bijvoorbeeld een leerling die stiekem een toilet op school sloopt.
2 ten aanzien van anderen: bijvoorbeeld leerlingen die een klasgenoot via de chat uitschelden.
3 ten aanzien van jezelf: leerlingen die psychopathologische problemen ontwikkelen, bijvoorbeeld anorexia, suïcide, depressie, roken, veel drinken, maar ook nagelbijten en tandenknarsen.

Op school hebben we sterk de neiging om het gedrag af te bakenen en dat in een soort concept te gieten: laten we er nou voor zorgen dat ze zich anders gaan gedragen. Alleen met symptoombestrijding kom je echter niet zover. Je steekt je energie in het gedrag waar je last van hebt. Vaak zie je dat het ongewenste gedrag blijft, terugkeert of zelfs heftigere vormen aanneemt. Het is beter om de wortels van het gedrag te analyseren. Je pakt niet de gevolgen aan, maar gaat op zoek naar de oorzaak. Waar ligt de grondslag van het gedrag, daar gaat het in de begeleiding van kinderen met psychopathologische problemen om. Er moet iets gebeuren in de relatie leerling-leraar. Het is een proactieve aanpak in plaats van een reactieve.

Waar sprake is van erkenning, hulpbronnen of dialoog vindt een onverwachte, positieve wending plaats. Erkenning, hulpbronnen of dialoog levert dus constructief gerechtigde aanspraak: een recht om constructief en positief te handelen. Voor constructief gedrag hoef je niks te doen, je krijgt het cadeau. Het constructieve is bijna als vanzelfsprekend als je in staat bent om op deze andere manier het gesprek aan te gaan met een leerling. I dit geval met de hele leerling en niet met deeltjes, al of niet via DSM geclassificeerd.